Vogel van mijn ziel

De vogel is met zijn snavel aan het zoeken. Er ligt als het ware van alles op de grond en daartussen is hij met zijn snavel aan het zoeken. Dan kijkt hij me aan en zegt hij: dat heeft geen zin. En dat is wat jij doet. Ík ben niet van alles aan het zoeken. Jíj bent van alles aan het zoeken. Hoe zou de vogel ooit kunnen opstijgen als hij op de grond van alles bleef zoeken, van alles blijft verwachten, van alles blijft hopen?

Ik zie de vogel nou iets eten. De vogel zegt: alles wat ik eet verdwijnt in mijn systeem en verwerk ik. Hij zegt: en dan maakt mij dat niet zwaarder maar lichter. Alles wat je eet moet je lichter maken en niet zwaarder. Alles moet je verteren en verwerken.

Nou loopt de vogel. Hij kan ook vliegen. Maar, zegt hij, ik hoef niet altijd te vliegen. Ik kan ook gewoon lopen, want ik heb geen haast en ik ben nergens op aan het wachten. En ook dat moet je leren me na te doen: op de grond blijven zonder er iets te zoeken. Je hoeft niet altijd op te stijgen.

Hij zegt: ik hoef mij niet te bewijzen dat ik een vogel ben. Ik weet dat ik een vogel ben omdat ik mij zo licht voel van binnen. Nee, zegt hij, ik ben geen nieuwe vogel. Ik ben een oude vogel. Hij zegt: oude vogels vliegen niet meer zo veel.

Hij zegt: leer van mij wat rust is. (Zingend:) Leer van mij wat rust is. Zoals niets mij meer kan raken, zo kan ook niets jou raken. En de staat waarin ik mij bevind daarin bevind jij je ook. Hij zegt: ik vlieg door jouw ruimte want ik ben de vogel van je ziel. Ik ben de vogel van je ziel.